Het streven naar metabolische optimalisatie neemt een hoge vlucht, aangewakkerd door welzijnsbeïnvloeders, dieetrages en steeds toegankelijkere gezondheidstechnologie zoals continue glucosemeters (CGM’s). Hoewel het op de markt wordt gebracht als hulpmiddel voor zelfverbetering, kan de drang om iemands metabolisme te ‘repareren’ of ‘optimaliseren’ paradoxaal genoeg leiden tot ongeordend eten, angst en een verstoorde relatie met voedsel. Deze trend roept een kritische vraag op: op welk punt wordt zelfkwantificatie zelfsabotage?
De opkomst van metabole obsessie
De afgelopen jaren heeft een groeiend aantal fitness- en welzijnspersoonlijkheden agressieve metabolische ‘oplossingen’ gepromoot. Deze variëren van twijfelachtige supplementen en restrictieve diëten (zoals het virale Koreaanse Switch-On-dieet) tot de adoptie van medische hulpmiddelen zoals CGM’s door personen zonder diabetes. CGM’s, ontworpen voor diabetici om de glucosespiegels te volgen, worden nu op de markt gebracht als hulpmiddelen voor ‘biohacking’ en het bereiken van maximale metabolische prestaties.
Het kernidee is dat door de bloedsuikerspiegel nauwgezet te volgen en te manipuleren, men zijn metabolisme kan ‘optimaliseren’. Deze retoriek speelt in op een verlangen naar controle, efficiëntie en een geïdealiseerde versie van gezondheid. Deze benadering gaat echter vaak voorbij aan de fundamentele rol van genieten en sociale verbinding bij het eten.
De donkere kant van datagestuurd eten
De persoonlijke ervaring van de auteur illustreert de gevaren van deze obsessie. Na een jaar CGM te hebben gebruikt, merkten ze dat hun relatie met voedsel verslechterde. Vakantiemaaltijden werden eerder een bron van angst dan van vreugde. Elke hap werd berekend, elke verwennerij werd onder de loep genomen. De meedogenloze focus op het glucosegehalte overschaduwde het plezier van het delen van voedsel met dierbaren, wat resulteerde in een vreugdeloos, restrictief eetpatroon.
Deze dynamiek is niet uniek. De auteur geeft details over het weigeren van de zorgvuldig bereide maaltijd van een gezin – inclusief de cheesecake van een geliefde Junior – om te voorkomen dat er een glucosepiek ontstaat. Ondanks het strikt naleven van “gezonde” keuzes (salades, magere eiwitten, beperkte alcohol), leidde de voortdurende zelfcontrole tot een terugval in ongeordende eetgewoonten.
Voorbij de cijfers: een verbroken relatie met voedsel
De ironie is grimmig: het streven naar metabolische optimalisatie leidde tot gewichtstoename, het overslaan van maaltijden en een groter sociaal isolement. De auteur merkte dat ze meer bezig waren met cijfers dan met voeding, waarbij ze plezier opofferden voor de illusie van controle.
Deze uitkomst onderstreept een cruciaal punt: metabolische optimalisatie kan, wanneer obsessief nagestreefd, de natuurlijke, menselijke ervaring van eten kapen. Voedsel wordt een probleem dat opgelost moet worden, in plaats van een genot om van te genieten.
Het grotere geheel: hulpmiddelen en hun misbruik
CGM’s zijn niet inherent schadelijk. Voor diabetici en mensen met pre-diabetes zijn het medische hulpmiddelen van onschatbare waarde. Het willekeurige gebruik ervan door gezonde individuen roept echter ethische en praktische problemen op.
Het recente voorstel van RFK Jr. om draagbare gezondheidstrackers verplicht te stellen voor alle Amerikanen benadrukt het potentieel voor deze instrumenten om te worden bewapend als instrumenten voor toezicht en controle. Hoewel CGM’s waardevolle gegevens kunnen opleveren, zijn ze geen wondermiddel voor stofwisselingsproblemen.
Conclusie
De obsessie met metabolische optimalisatie is een gevaarlijke trend. Zelfkwantificering kan empowerend zijn, maar als het verandert in meedogenloze zelfcontrole, kan het de vreugde van het eten uithollen en ongeordend gedrag aanwakkeren. De ervaring van de auteur dient als waarschuwing: soms is de meest effectieve benadering van de gezondheid het loskoppelen van de gegevens en simpelweg genieten van een plakje cranberrygelei.
